De Wijngaard

De oorsprong van alle wijn ligt in de wijngaard. Zonder druiven kan er immers geen sprake zijn van wijnbereiding. Hoe zeer men vandaag de dag ook met behulp van allerhande technische middelen de kwaliteit van de wijn positief kan beïnvloeden, het zijn en blijven toch de natuurlijke omstandigheden in de wijngaard die het karakter ervan bepalen.

Terroir

Lang niet overal is het mogelijk om (wijn)druiven te telen. Dat is afhankelijk van een aantal voorwaarden. Zonder een geschikt klimaat, een geschikte bodem en een goede ligging valt er niets te beginnen. Zijn die condities wel voorhanden, dan is de vraag welke druiven het beste resultaat opleveren. Het geheel van die natuurlijke factoren valt onder de noemer terroir. Terroir houdt dus heel wat meer in dan alleen maar de bodem.

Klimaat

Om tot volledige rijping te komen, met een acceptabele balans tussen suikers en zuren, hebben de druivenplanten een min of meer gematigd klimaat nodig. Gematigd betekent in dit verband: niet te koud en niet te warm, niet te nat en niet te droog. Globaal gesproken vind je dergelijke omstandigheden zowel op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond tussen de 30e en 50e breedtegraad. Ideaal is een gemiddelde jaartemperatuur van 14 à 15° Celsius, terwijl 9° als minimum geldt. Bij voldoende warmte stijgt tijdens de rijping het suikergehalte van het fruit - en daarmee het potentiële alcoholgehalte, terwijl de zuurgraad juist afneemt.

In het algemeen gedijen witte druiven beter bij relatief lage temperaturen dan blauwe. In de regel produceren ze wijnen die lager in alcohol zijn, want lager in suiker, en hoger in zuren. Witte druiven kunnen het echter ook goed doen in warme streken met koele nachten. Die koele nachten zorgen ervoor dat de zuurgraad en de aroma's op peil blijven. Aanplant op grotere hoogte is een andere optie. Immers, hoe hoger boven zeeniveau, des te koeler. Ligging bij zee betekent eveneens afkoeling, hetzij door wind, hetzij door mist.

Minstens zo belangrijk als de temperatuur is de hoeveelheid zonneschijn. Zonlicht is noodzakelijk voor de stofwisseling in de plant, de zogeheten fotosynthese. Gevaarlijk voor druiven zijn hagel, nachtvorst in het voorjaar en veel regen kort voor en tijdens de oogst. Vochtigheid houdt altijd een gevaar in van rotting. Er is echter een vorm van rotting die juist zeer gewenst is: de edele rotting, ook wel pourriture noble of Edelfäule, veroorzaakt door de schimmel botrytis cinerea. De botrytis doet de schil van de druif openbarsten waardoor het vocht verdwijnt, de druif verschrompelt en het suikergehalte toeneemt.

Bodem

Wijngaardbodems vormen een uiterst complexe materie. Een veel gehoorde stelling is dat hoe rijker de bodem, des te schameler de wijn, en hoe schameler de bodem des te rijker de wijn. Er zijn echter nogal wat uitzonderingen op deze regel. Waar wat meer overeenstemming over bestaat is dat hoe harder de druivenstok moet werken en wortels moet ontwikkelen om aan voedingsstoffen en water te komen, hoe beter. Luie stokken geven slappe wijnen.

Bij de samenstelling van een wijngaardbodem spelen twee factoren een rol, de bovenlaag en de ondergrond. Voor de bovenlaag is een goede doorlaatbaarheid van water belangrijk, voor de ondergrond die goed water kan vasthouden voor perioden van droogte. In de ondergrond nemen de wortels van de plant mineralen en water op. De variatie aan bodems is eindeloos. In de ene heb je te maken met een ondergrond van graniet, in een ander met leisteen, in weer een ander met kalk. Een geoloog zal dan onmiddellijk vragen: wat voor graniet, leisteen of kalk?

Voor de bovenlaag geldt exact hetzelfde; ook daar is de variatie eindeloos en zelfs voor een leek makkelijk waar te nemen. Een dikke toplaag heeft meer en makkelijker aan te boren voedingsstoffen voor de druivenplant dan een dunne. Voor bepaalde druivenrassen is dat geen probleem, andere moeten juist afzien.

Ligging

De ligging van een wijngaard kan onder bepaalde klimatologische omstandigheden van groot belang zijn. Een glooiend terrein is gunstig voor de afwatering. De matigende invloed van een grote hoogte in een warme omgeving kwam al ter sprake bij het klimaat. Ligging op een helling biedt in noordelijke contreien tegelijkertijd bescherming tegen nachtvorst en een betere invalshoek voor het zonlicht. Om optimaal van de zonneschijn te profiteren moet een wijngaard op het noordelijk halfrond dan wel enigszins naar het zuiden gericht zijn. Wat in noordelijke gebieden de plaatsen met de meeste zon zijn, kun je goed zien als er sneeuw is gevallen en het begint te dooien.

Iedereen is het erover eens dat wijngaarden op steile hellingen bijzondere wijnen opleveren. Aanleg en onderhoud van zulke wijngaarden is wel een kostenpost die zwaar doorweegt op de exploitatie, helemaal wanneer de percelen in terrasvorm moeten worden aangelegd. Het gevaar voor erosie is er bovendien groot, en gebruik van tractoren is er slechts in beperkte mate mogelijk.

Aanplant

Ook menselijk handelen vormt een onderdeel van terroir. Immers, de manier waarop je een wijngaard aanplant, is van invloed op het geheel van de condities die de groei van de wijnstok beïnvloeden. De wilde druif is een kruipplant die met zijn uitlopers op de grond blijft of zich rond bomen windt. Toen men de plant begon te gebruiken voor wijnbouw, is men gaan zoeken naar methoden om de druiven boven de grond te laten groeien, onder meer om rotting te voorkomen. Een van de vroegste oplossingen was om de wijnplant zich te laten ontwikkelen om bomen heen, zoals dat in het wild ook al gebeurde. In later tijden ging men de stokken geordend planten, in rijen en met een bewust gepland aantal stokken per perceel.

De plantdichtheid is een niet te onderschatten kwaliteitsfactor. In warme, droge streken zag je van oudsher een lage plantdichtheid, omdat de stokken daar maar weinig water te delen hebben. Een hoge plantdichtheid veroorzaakt competitie tussen de stokken. Ze leveren daardoor minder op en worden gedwongen de diepte in te gaan. De keerzijde is wel dat mechanisatie bij zo'n hoge plantdichtheid sterk bemoeilijkt wordt. Het aantal stokken per hectare kan sterk variëren, van amper 3000 tot meer dan 10.000!

Bladgroei is voor de druivenplant net zo belangrijk als het vormen van trossen. Via de bladeren vindt immers de fotosynthese van het zonlicht plaats, de omzetting van koolzuur en water in suiker en zuurstof. Het is alleen niet de bedoeling dat de plant te veel bladgroen ontwikkelt, omdat dat ten koste gaat van de druiven.

De menselijke factor

Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld van menselijke invloed op het terroir is de aanleg van terrassen op steile hellingen. Je ziet die vorm van aanplant vooral in rivierdalen, met als bekendste voorbeeld de portwijngaarden aan de Douro.

Er zijn nog meer zaken die bij terroir een rol spelen, zoals bodembewerking en de wijze waarop onkruid, plantenziekten en schimmels bestreden worden. Terroir is immers gebaat bij een ‘levende' wijngaard die zowel ondergronds als bovengronds een habitat voor allerhande organismen en dieren vormt. Gebruik je synthetische middelen of werk je juist met begroening door kruiden tussen de rijen wijnstokken te zaaien? Sproei je volgens een vast schema, of alleen wanneer dat onvermijdelijk is? Hoe verzorg je de bemesting? Stuk voor stuk vragen waarop het antwoord een groot effect op de gezondheid van de druiven heeft.

Irrigatie

Nog een vorm van menselijk ingrijpen is de toepassing van irrigatie. Vooral in wijnlanden buiten Europa is dat noodzakelijk, omdat het daar vaak te droog is. Binnen Europa komt irrigatie minder frequent voor. In sommige landen is bewatering zelfs verboden of aan ingewikkelde regels onderworpen.

De kunst bij irrigatie is om deze hulp aan de druivenstok met mate te verstrekken. Te veel water kweekt ‘luie' wortels, maar goed gedoseerd water voorkomt droogtestress waarbij de groei en rijping volledig tot stilstand komen. De meest toegepaste vorm van irrigatie is die waarbij met een computergestuurd druppelsysteem gewerkt wordt, de zogeheten ‘drip irrigation'.

In wijngebieden waar in het voorjaar een gerede kans op nachtvorst bestaat, worden allerhande middelen ingezet om schadelijke effecten daarvan te voorkomen. Dat gebeurt soms met grote ventilatoren om de lucht in beweging te houden, met kacheltjes of door het besproeien van de kwetsbare knoppen met water. Wanneer dat bevriest, blijven de knoppen zelf gespaard.

Geleiden en snoeien

Kwantiteit staat in de wijnbouw op gespannen voet met kwaliteit. Het is daarom van belang dat een wijnboer zijn opbrengst binnen de perken houdt. De wijnstok heeft van nature de neiging om uitbundig te groeien. Ongeremde groei resulteert echter in fruit met onvoldoende extract en suikers en in wijn waar kraak nog smaak aan zit.

Een van de middelen om de opbrengst in bedwang te houden is het geleiden en snoeien van de wijnstok. Dat eerste gebeurt momenteel meestal langs horizontaal gespannen draden. Door te snoeien kan de wijnboer van tevoren al bepalen hoeveel fruit de stok ongeveer zal gaan opbrengen, ijs en weder dienende. Om risico's te verkleinen kun je zo snoeien, dat er wat speling is om de gevolgen van slecht weer of ziektes in het voorjaar op te vangen. Gebeuren er geen rampen en blijkt de groei voorspoedig te verlopen, dan kun je 's zomers altijd nog een vendange verte, of 'groene oogst' uitvoeren. Het betekent dat overtollig geachte en nog niet rijpende trossen verwijderd worden. Op die manier kan de plant zijn energie concentreren op de rijping van de overgebleven trossen.